DE DOLLE DWAZE AVONTUREN VAN DESIREE

 

Desiree: gescheiden en op zoek naar een spannende man. Eerst via de krant, later via een datingsite. Zal zij uit alle aanmeldingen haar grote liefde vinden?

 

KNUFFELBEER

  Nee, deze man is drie keer niks. Vijf keer niks.

  Ik zit op een terrasje in de stad. Het is een beetje kil maar ik heb toch mijn korte leren jasje aangetrokken. In plaats van een lange broek draag ik een rok tot op de knie. Ik sla mijn benen verleidelijk over elkaar. Ze mogen er zijn, mijn benen.

  Ik heb een date. Ik zit hier op het terras met een kerel die ik uit de krant heb geplukt.

  ‘Grote knuffelbeer zoekt berin.’

  Daar val ik op. Op knuffelberen. Ik zou het best leuk vinden als zo’n grote man zijn armen om me heen zou slaan. Lekker aftershave-je, kriebeltrui en een bromstem, daar ben ik wel aan toe na een jaartje geheelonthouding.

  Dat begrijpt U wel.

  Briefje schrijven, fotootje erbij. Ik heb een mooi figuurtje en blond haar, dat doet het altijd goed. Briefje terug. Ondertekend met ‘Knuffel, Ger.’

  Dat bedoel ik. Zo’n meneer, daar ben ik op uit.

  Helaas.

  Deze meneer is drie keer niets. Hier kan ik werkelijk geen knuffelbeer van maken. Lang en mager. Een pantalon die net te kort is zodat je een stukje wit been boven zijn sokken uit ziet komen. Een windjack van het verkeerde soort. Hulpeloze ogen die mij niet aan durven kijken.

  Deze man zoekt een knuffelberin. Om in haar grote armen weg te kruipen. Maar daar ben ik nu even niet van. Ik moet eerst zelf bijgetankt worden.

  Hoe kom ik hier nu weer van af.

  Hij praat maar en praat maar over zijn vrouw die zomaar is weggegaan.

  ‘Ze ging zo maar weg. Na de vakantie. Ze had toch kunnen praten? Ik heb haar nooit meer gezien. Ze nam wat spullen mee en weg was ze.’

  Dan weet ik het wel. Van een man die niet weet waarom zijn vrouw hem verliet, moet ik niets hebben. Die heeft niet opgelet. Die heeft jaar in jaar uit zijn natje en droogje gehad en zat elke avond braaf achter zijn krantje. Met verstopte oren. Die wilde niet horen. Niets zien. En zijn vrouw zweeg.

  Maar ik zwijg niet. O nee. Ik weet donders goed waarom mijn man me verliet. Ik lette wel op. Veel te goed. Ik rook vreemde luchtjes en zag ontwijkende ogen. Nee, Desiree maak je niets wijs.

  Ik trek mijn rok naar beneden en zet mijn schoenen netjes naast elkaar op de grond. De tijd om te verleiden is voorbij.

  ‘Schat. Ik bedenk me net iets. Ik ben vergeten geld in de parkeerautomaat te stoppen. Ik moet vliegen, wielklem en zo, je snapt me wel. Dag dag. Fijn om je gesproken te hebben. Ik bel je. Gauw.’

  Nee, deze was drie keer niets.

  Zo meteen even de Telegraaf kopen.

 

 SNELLE JONGEN

  Wat ik nu bij de hand heb! Dit is helemaal te gek.

  ‘Zakenman zoekt vrolijke lady.’

  Vrolijk ben ik. Nu ik eindelijk ben verlost van achterdocht en smoezen en ik bij de scheiding het overgrote deel van de inboedel voor mezelf heb weten te bevechten, heb ik een heerlijk leven. Schuldgevoel is een raar iets en nu heb ik het niet over mijn schuldgevoel.

  Ik heb het prima naar mijn zin.

  Behalve dat ene dan, dat mis ik. Dat begrijpt u wel.

  Maar Desiree gaat nooit bij de pakken neer zitten.

  Krantje gekocht. Zakenman. Lijkt me wel wat. Man in pak. Dure etentjes. Mooie auto. Zonvakanties. En verder veel op pad. Hij. Op zakenreis zodat ik weer even tot rust kan komen. Mijn meidendingetjes kan doen. Dat is helemaal in mijn straatje.

  Meneer is van bellen. Belt uit de auto, in de pauze van moeilijke vergaderingen en buiten op straat.

  ‘Desi, ik mag toch wel Desi zeggen, je stem klinkt zo mooi, die is balsem voor mijn oren, o meisje, hou jij ook zo van de zon, heb je mooie bruine benen? Vrouwtje, daar wil ik toch gauw eens naar komen kijken, mag dat?’

  Dat mag.

  Zijn ex-mevrouw woont in verre oorden, dus daar zal ik geen last van hebben.

  Maar een meisje moet nooit het achterste van haar tong laten zien. Wat ik wel denk maar niet zeg, is:

  ‘Wauw. Wat een stem. Wat een allure.’

  Daar wil ik mee afspreken. Zeker weten.

  Meneer stelt voor om te gaan eten. In Scheveningen. Het Kurhaus. Meneer wil me komen halen. Thuis. Meneer zal bellen als hij mijn straat in rijdt. Mijn kleine simpele straatje.

  ‘Liefje, mijn Gps’je wijst me de weg. Geen probleem. Maak jij je daar geen zorgen over. Daar krijg je maar rimpels van.’

  Sta ik voor het raam, helemaal opgetut, uren voor de spiegel gestaan en al mijn lippenstiften uitgeprobeerd, drie paar nylons verknald, sta ik daar, gaat de telefoon.

  Tegelijk rijdt er een Mercedes voor, een donkerblauw slagschip. Perst zich langzaam tussen de aan weerzijden geparkeerde auto’s van mijn brave buren.

  Vraag ik: ‘Ben jij dat, schat, in die poenige slee?’

  Ik schrok een beetje.

  Wij naar Scheveningen. Op de GPS natuurlijk.

  ‘Schoonheid, ik heb jaren in het buitenland gewoond, ik weet heg nog steg in Nederland. Ik was zelfs een beetje vergeten hoe vaak het hier regent.’

  Zielepiet.

  Geaffecteerde stem. Dure trui. Colbertje in een kledingzak in de auto. Van alle markten thuis, deze meneer. Ook van alle benen trouwens, merkte ik in de auto.

  Geeft niet. Een vrouw moet er iets voor over hebben.

   In Scheveningen wil meneer het strand op.

  ‘Even de wind door mijn haren, liefje.’

  Hoe ik dat op hoge hakken voor elkaar moet krijgen, weet ik niet. Hangend aan zijn arm dus. Vindt hij wel lekker, geloof ik. Zijn arm aait een paar keer, geheel en al per ongeluk, mijn borst.

  Gek is dat. Ik voel geen trilling in mij. Terwijl ik anders toch best… u begrijpt mij wel.

  In het Kurhaus kijk ik mijn ogen uit. Dat valt nog niet mee, want ik wil tegelijkertijd als vrouw van de wereld overkomen. Ik wiebel vrolijk aan zijn arm naar binnen en het moet gezegd worden, hij schuift keurig mijn stoel naar achter en weer terug.

   ‘Schatje, wat heb je een prachtige ogen.’

  Dat zegt hij niet tegen mij.

  Hij kijkt omhoog en knijpt de serveerster in haar kont

 

STOERE BINK

  Ik ben niet voor één gat te vangen. Dat hebt u in de gaten.

Ik heb een nieuwe meneer op het oog. Die is het helemaal. Ik heb zulke goede vibraties. Het is een man met een drive. Schrijft hij. Daar houd ik van. Stel je voor dat zo’n meneer verliefd op je wordt, dat zal toch vuurwerk geven?

  Ik leerde hem via Internet kennen. Niks brieven schrijven naar de krant, weken wachten, voorzichtig fotootje sturen, weer week wachten. Ik ben al over de veertig. Dat schiet niet op.

  Nee. Beter Internetten.

  ‘Double Dates: twee voor de prijs van één!’ 

  Kent u die site?

  Overzichtelijk. Foto. Profiel. Leeftijd. Wel of geen kinderen. Opleiding. Ook heel belangrijk, opleiding. Ik wil best een lieverd met alleen lagere school als hij goed is in bed. Gewoon voor eventjes. Maar voor de rest van mijn leven komt er natuurlijk meer bij kijken. Een slimme meid, nietwaar?

Gehuwd of ongehuwd. Jazeker, dat is ook belangrijk. U wilt niet weten hoeveel gehuwde heren op zo’n site staan. Dat kun je als net meisje maar beter weten.

  Deze meneer is gescheiden en heeft een universitaire opleiding. Die heb ik niet. Mijn opleiding komt daar geloof ik niet in de buurt. MAVO. Mannen kijken niet zo nauw. Althans niet daar naar.

  Meneer schrijft mij een mailtje. Hij ziet mij wel zitten, schrijft hij. Kijk, dat moeten we hebben, een man die mij ziet zitten. Ik zie hem ook wel zitten. Hij heeft een stoere kop met haar en lichte blauwe ogen die op de foto interessant in de verte staren. Ik krijg al helemaal de kriebels bij het idee dat die ogen naar mij kijken. Die wijsheid, dat inzicht, de diepgang. We zullen samen boeiende gesprekken voeren in bed en hij zal zo blij zijn met zijn kleine wijze vrouwtje.

  Deze meneer wil naar het bos. Wandelen is zo lekker voor de kennismaking, zegt hij. Dan hoeven we elkaar niet meteen zo in de ogen te kijken. Dat begrijp ik toch? Eigenlijk niet. Ik wil ontzettend graag een beetje verdrinken in een paar ogen.

  Hij haalt mij niet op.

  ‘Ik zie je bij de bushalte. Neem een paar stevige stappers mee. Gaan we lekker lopen.’

  Stevige stappers. Mijn suède laarzen, zouden die goed zijn?

  Bij de bushalte staat een lange man. Jagersjasje, verrekijker om zijn hals. Rugzak. Ik kan me wel voorstellen wat daar in zit. Trommeltje met brood en koffie. Dat laatste hoop ik maar. Het heeft vreselijk geregend afgelopen nacht.

  ‘We gaan. Die kant op.’

  Met stevige pas gaat hij mij voor. Ik kan hem amper bijhouden. Hij kiest in het bos de kleinste paadjes. Die zijn ook het modderigst.

  Ik plop opgewekt achter hem aan.

  Onderweg praat hij.

  Zijn vrouw was ontevreden geworden. Niet tevreden met hun huwelijk. Hij was zo weinig thuis, had ze gezegd. Hij toonde geen interesse in haar, had ze gezegd. Onzin, had hij gezegd. Een man deed gewoon zijn ding. In zijn geval was dat zijn werk en zijn hobby. Vogels en plantjes. Simpel toch?

  Elke keer als hij zich bukt om naar een sprietje te kijken en interessante Latijnse namen mompelt, voel ik langzaam maar zeker mijn kleine teen natter worden. Later mijn grote teen ook. Mijn suède laarzen zijn niet zo blij met de modder en ik ben niet zo blij met deze meneer. Want hij heeft mij nog niet één keer aangekeken. Zijn wijze blauwe ogen schouwen bloemetjes en vogeltjes..

  Daar neemt Desiree geen genoegen mee. Zij gaat voor een drive. Voor haar.

 

SOULMATES

  U begrijpt het.

  Ik moet het over een andere boeg gooien. Niet zo naar het uiterlijk kijken. Het innerlijk, daar gaat het per slot van rekening om. Uiterlijk is vergankelijk, maar ons innerlijk wordt met de jaren mooier.

  Ik spel de profielen. Lees tussen de regels door. Innerlijke noodkreten raken mijn ziel en ik ontdek mijn eigen verborgen pijn. Nooit geweten dat ik die had.

  Ik ben een veronachtzaamde vrouw.

  Ik zoek jou, veronachtzaamde man.

  Samen staan we sterk.

  Pasfoto bij een profiel. Wat een lief hoofd. Rond. Rimpels om de ogen. Mooie mond. Die zou vast heel zacht kunnen kussen. 

  Hij mailt zo lief en aandachtig. Wil alles van mij weten. Is de koning te rijk dat een vrouw als ik hem een mailende blik waardig keur.

  Dat is balsem op mijn gehavende ziel.

  Hij schrijft en schrijft en zijn hartenpijn belandt op mijn scherm. Zijn vrouw heeft de kinderen meegenomen. Ver weg zijn zij en hij ziet ze maar zelden.

  ‘Ik ben een goede vader. Ze heeft mij mijn bestaansreden ontnomen. Ik weet niet meer waarvoor ik leef.’

  Ik wel. Dat weet ik donders goed. Ik wil gewoon een beetje lol en aandacht en zo nu en dan een flinke knuffel. Daar leef ik voor. Maar misschien is er meer. Misschien heb ik tot nu toe de essentie van het leven nog niet te pakken gehad.   
  Misschien gaat deze meneer mij dat brengen.

  ‘Wat erg. Wat zijn er toch een nare vrouwen. Zomaar jou je vaderschap ontnemen.’

  Ik hoop maar dat dit empathisch klinkt.

  Gelukkig wel. Hij valt mij mailend in de armen.

  'Je bent zo lief, Desiree. Je bent de wijste vrouw van de wereld. Ik zal je koesteren en vasthouden en samen zullen wij onze wonden helen.’

  Dat lijkt me wel wat. Deze man heeft mij nodig. Mijn ex niet. Die koos een ander boven mij.

  Er moet lang nagedacht worden over de afspraak. De plaats moet precies goed zijn. De sfeer dient onze kennismaking te vervolmaken. We zullen er ons leven lang op terug willen kijken.

  Terrasje? Nee.

  Bij mij? Nee. Geen thuiswedstrijd.

  Eten? Nee. Te vol en te druk.

  Wat dan? Museum. In de gewijde sfeer van cultuur zal onze eerste date tot zijn recht komen. Omgeven door de heiligheid van oude meesters zullen wij onze eerste woorden tot elkaar spreken. Amsterdam dus. Het Rijks. Op de trap bij de ingang. Hij zal een rode roos in zijn knoopsgat dragen. Ik een witte.

   Ik trek mijn nette-dames kleren aan. Mantelpakje. Zedig. Geen hakken maar mooie leren schoenen.

  Zo loop ik met zachte vlindertjes kriebelend in mijn buik vanaf de tram richting museum. Vol verwachting zoek ik mijn soulmate. Zijn lieve gezicht ken ik al.

  Ik denk dat ik hem zie. Dat ronde hoofd. Ik kijk wat lager. Een rode roos. Een rode roos in het knoopsgat van een jas die om een corpulent lichaam spant. Zeer corpulent.

  Onder die jas twee korte beentjes. Kabouterbeentjes.

  Help.

  O hemel.

  Wat nu?

  Ik trek snel de witte roos uit mijn knoopsgat en draai me om.

 

KUNSTENAAR

 Nu moet ik wat beter gaan opletten. Welke man past bij mij? Bij mijn karakter. Mijn uitstraling. Wat heeft hij mij te bieden? En ik hem?

  Dat zijn slimme vragen. Dat heb ik goed bedacht.

  Gevoelig.

  Creatief.

  Hartstochtelijk.

  Dat ben ik allemaal.

  Wat past daarbij?

  Ik weet het: een kunstenaar. 

  Ik zet mijn leesbril op en bestudeer de profielen. Ha. Daar is hij. Wilde haren. Felle ogen, een blik van: wie doet me wat?

Gedurfd verhaal. Hij daagt ons uit, de vrouwen. Zie maar dat je me krijgt, zegt hij. Pak me dan als je kan. Ik ben bijzonder, zegt hij. Kom maar gauw kennismaken, zegt hij, dan wil je nooit meer weg.

  Durven jullie? Dat vraagt hij aan ons.

  Desiree durft wel. Die is niet bang. Ik hou wel van een man met pit. Zo'n kunstenaar die prachtige dingen maakt en daar helemaal voor gaat. Ik zal natuurlijk rekening moeten houden met zijn kunstenaarsziel. Maar zo'n ziel heb ik ook. Ik zal hem helemaal begrijpen.

  Hij gaat voor mij koken, zegt hij. Een echte kunstenaarsmaaltijd.

  Ik reis naar Den-Helder. Ver weg. Voor mijn gevoel aan het einde van Nederland. Nog even en je valt in zee. Storm. Grote schepen. Marine. Hou ik niet van. Hij ook niet. Maar de ambiance is goed voor zijn gekweld gemoed, schrijft hij. Daar moet ik een beetje rekening mee houden. 

  De lieverd zal me ophalen van het station. Met zijn knalrode autootje.

  Ik kom aan. Zie een man bij een rood autootje staan. Hij zwaait niet. Wenkt niet. Staat daar ins blaue hinein te staren en wacht koninklijk op mijn komst. De haren wapperend in de Den-Helderse wind.

  Nou ja, vooruit maar.

  Bij hem thuis rommel. Een beetje vies. Dat hoort zo, zegt hij. Dat is artistiek.

  Zal wel, denk ik.

  Hij praat en praat en praat over ik en ik en ik en ik.

  Als hij aan het koken is, val ik op de bank in slaap.

 

HELP

  Ik heb het moeilijk. Ik zit op de bank en staar uit het raam. Mijn buurman zwaait naar me. Ik zwaai niet terug. Hij zou eens kunnen denken. Ze denken toch al van alles, mijn buren.

  Dit is niet de weg. De mannen. Het daten. Ik heb lol gehad. Met een enkel schatje heb ik toch even lekker, u snapt me wel. Daar heb ik niet over geschreven. Dat hou ik liever privé.

  Maar het waren geen blijvertjes, de mannen. Ze waren lekker hitsig en heet en naderhand heerlijk lief en aaibaar. Soms moesten ze een beetje huilen. Eigenlijk waren ze allemaal op zoek naar Big Mamma. Supermoeder. Daar heb ik geen aanleg voor, voor die rol.

  Misschien zoek ik nog ietsje teveel Superpappa.

  Die vind ik niet in de Telegraaf.

   Maar wat ziet mijn oog?

  ‘Leer u zelf kennen. Ga op zoek naar Uw innerlijke drijfveren.’

  Advertentietje van het Maatschappelijk Werk. Dat ik daar zomaar gratis en voor niks kan komen praten. Dat lijkt me wel wat. Ik wil best wat meer over mijn innerlijke drijfveren weten. En misschien weten ze nog een goede alleengaandenclub.

  Ik trek mijn meest zielige gezicht en ga op gesprek.

Moet even in de wachtkamer wachten. Allemaal allochtonen zitten daar. Komen die ook voor hun drijfveren?

  Ik word opgehaald door een aardige mevrouw. Platte schoenen, bruin vest over een spijkerbroek en kort grijs haar. Ziet eruit of ze zichzelf van haver tot gort kent.

  ‘Zegt u het maar,’ zegt ze.

  Ik vertellen over de man die drie keer niks was en over de snelle jongen. Over die droevige dikkerd en de kunstenaar. Ik pak nog een innerlijke drijfveer en laat haar huilend zien dat ik me zo eenzaam voel.

  Ziet U. Ik leer mezelf al een beetje kennen!

  Zegt de mevrouw:

  ‘Wat denkt u er zelf van?’

 

REDDENDE ENGEL

  Ik heb mijn lesje geleerd. Geen mannen meer. Geen afspraakjes. Ik heb mijn verlangen in de ijskast gezet. Daar staat het goed. Daar weet ik het te vinden als ik weer eens jeweetwel wil. Dan haal ik het 's ochtends eruit en dan weet ik dat het 's avonds lekker op temperatuur is. Dat is goed voor het verlangen. Dat dient juist een beetje heet te zijn.

   De maatschappelijk werker deed haar werk goed. Een bibliotheekkaart had ik al, maar zij begon over vrijwilligerswerk. Of ik niet misschien wat    

tijd over had?
  Ik heb tijd genoeg. Een zeker schuldgevoel (niet het mijne, zei ik al) zorgt er voor dat ik een goed en regelmatig inkomen heb. Dat mooie kontje kost mijn ex-meneer een hoop geld. Daar had hij misschien een ietsjepietsje eerder aan moeten denken.

   Ik bel de Vrijwilligerscentrale. In mijn omgeving zijn dat nette dames. Ik hoor het aan de telefoon, mevrouw heeft een hete aardappel in de mond. Ik kan haar nog net verstaan.

  ‘Oudjes.’

  ‘Zielig en alleen.’

  ‘Beetje aanspraak.’

  Dat klinkt goed. Daar kan ik mij wel in vinden. In zielige en eenzame oudjes. Die vinden het vast leuk als ik kom. Zo voel ik mij een beetje nodig. Dat is goed voor mij, dat iemand mij nodig heeft.

  Zo heb ik Nel leren kennen. Via de dame van de aardappel.

Ik ben al een paar keer bij haar op de koffie geweest

  Nel is lief. Nel haar gezicht is een studie waard. Dat flap ik er zo uit. Dat doet Nel met je, dat je zomaar alles zegt.

  ‘Ja kind. Ik poseer wel eens. Voor de mensen van de kunst. Dan zit ik op een stoel en schilderen zij mij.‘

  En ijdel als mijn lieve Nelleke is, loopt zij naar de gang en zet zij haar baret op.

  ‘Die heb ik gekocht. Om naar de cursus te gaan. Dan zien ze dat ik ook een beetje artistiek ben.’

  Die Nel.

  Nel wordt tachtig. Dat maakt haar niet vrolijk. Vorig jaar op haar verjaardag stierf haar oudste zoon. Ik ga maar een beetje aardig voor haar zijn.

  Ik wil Nel trakteren. Inmiddels ben ik een ervaren oudjesbezoeker, de dame van de Vrijwilligerscentrale zal trots op me zijn.

  Ik spreek met Nel af in een lunchroom.

  Ik wacht. Ze komt niet. Ik wacht nog wat langer. Ze komt nog steeds niet. Ik kijk naar de klok en naar buiten en weer naar de klok. Geen Nel. Ik word ongerust. Nel is altijd op tijd. Ik fiets snel naar huis en zoek haar telefoonnummer op. Ik bel. In gesprek. Ik bel nog een keer. Weer in gesprek. Een uur later nog in gesprek. Ik word nog ongeruster. Ik zie Nel liggen. Ze kan niet meer opstaan. Breken oudjes niet vaak hun heup als ze vallen? Ik zie Nel roepen en roepen en niemand die haar hoort.

  Ik heb geen rust meer. Hoewel ik eigenlijk toe was aan mijn wekelijkse tuttelbeurt, u kent het wel, maskertje, voetjes in de olie, haartjes wassen en krullen en zo nog wat meer van die vrouwendingetjes, loop ik nu maar heen en weer in mijn huisje. Telefoon in de hand: vinger op de herhaaltoets.

  Nee, dit gaat niet goed. Hier dient iets serieus ondernomen te worden. Autootje dwars door de stad is onzin dus pak ik weer de fiets en fiets met harde wind tegen naar Nel. Ik voel mij nuttig en belangrijk.

  Ik ga een goede daad verrichten.

  Bij Nel staat het raam open. Dan is ze in ieder geval thuis. Ik bel aan. Ze doet open. Op twee benen loopt ze kwiek naar de voordeur. Hoe kan dat nou, met die heup?

  ‘Nelleke, ik zat in die lunchroom te wachten. De serveerster zat maar naar me te gluren! Zij dacht dat ik een blauwtje liep!’

  ‘O help. Mijn geheugen. Zou dat nou dementie zijn? Dat ik het helemaal vergeten ben?’

  Niks heup dus. Geheugen. Werkte even niet.

  Heeft u dat nou ook wel eens? Dat U zomaar iets vergeet?

  Reddende engel, die rol ligt me wel.

 

DE DOLLE DWAZE AVONTUREN VAN DESIREE 2

 

ZONNIGE ZONDES 1

  De dolle dwaze avonturen van mij natuurlijk. Desiree. Tijdje geleden. Een vrouw van in de veertig heeft zo van die dagen. Weken. Maanden soms. Dipje noemen ze dat. Dan kruipt Desireetje het liefst met haar hoofd onder de dekens om de wereld haar uitgezakte gezicht te besparen. U kent dat wel, dames. Wallen. Rimpels. Hangende oogleden. Grijze uitgroei in het anders zo mooie blonde haar. Bleek smoeltje.

  The afterwinterblues: die zing ik altijd luid en vals.

  Onder de dekens.

  Maar ik ben er weer. Elk voorjaar komt er een dag dat de roep van de zon in mijn oortjes fluistert dat het tijd is. Soms brom en grom ik: ‘Donder op,’ maar de zon roept en geurt zijn voor mij onweerstaanbare boodschap: ‘Ik schijn! Kom eruit en leef.’

  Vooruit maar. Ik kom eruit en begin aan de grote voorjaarsactie: ‘Breng Desireetje onder de mensen.’

  Dat valt nog niet mee. Daarvoor dient een kapper bezocht, een schoonheidsspecialiste kreunt als ze mijn gezicht ziet en grijnst vals als ze met de epileertang mijn kinharen te lijf gaat. Dan het allerergste. Dan komt het moment waar ik de hele winter nachtmerries over heb.

Heer-Ex riep altijd: ‘Laat toch zitten meid, niemand die het ziet.’

  Ook toen al wist ik dat je nooit naar heren moet luisteren en zeker niet naar de jouwe. Vertrekken doen ze toch. Naar jonge dames met geen haar op hun kin. Op hun benen.

  Ik wel. Haar op mijn benen. En hoe. De hele winter groeit het opgewekt verder, blij dat het met rust wordt gelaten. Maar nu dient er geharst worden.

  AU!!!! Meer zeg ik niet.

  Maar dan zijn we er bijna. Mooi kleurtje op de teennageltjes, U dacht toch niet dat ik zonder roze teentjes de straat opging? Dan kent U mij nog niet!

  Ik ga op vakantie. Het is tijd voor de jaarlijkse zoninjectie. Ik maak me geen zorgen over huidkanker, je moet toch ergens aan dood gaan. Wat heeft een meisje als ik nu nog als ze niet meer in de zon mag zitten?

  Het is tijd voor een andere injectie. De grote macho-mannen-injectie. De grote macho-Italiaanse-minnaar-injectie. Die kunnen er wat van, de Italianen. Elk jaar heb ik er eentje. Daar gaat nog een hele strategie aan vooraf. Die heb ik in de loop van jaren vervolmaakt. Maar daarover later.

  Zon, pasta, wijn en man. Dan is Desireetje op haar best! Dan kan ik het najaar net behappen met mijn bezoekjes aan lieve oudjes en de bibliotheek.

  Pas na Kerst mag het hoofdje weer onder de dekens.

  Tot de zon weer fluistert.

 

ZONNIGE ZONDES 2

  Ik ben er nog. Laatste dag voor de grote reis. Ik heb mijn koffer drie keer in-en uitgepakt, ben erop gaan zitten om hem dicht te krijgen, maar bedacht me, hij moest toch weer open.  
  Ik loop al vanaf de vroege morgen kribbig door mijn huis. Ik hoor mijn hielen op de grond tikken, zij zeggen dat ik op wil schieten. Malle Desiree. Ik ga morgen pas.

  Vandaag strijk-dag. Desireetje gaat zonder kreukels op reis. Schoonheidsmevrouw heeft haar uiterste best gedaan om de kreukels uit mijn gezicht te halen en ik uit mijn kleren. Kent u dat, dat er bij het strijken altijd weer een nieuwe kreukel ontstaat? Ik wil en zal kreukelloos op reis, dat is immers een onderdeel van mijn strategie. Mijn vang-een-macho-man-strategie.

  Om de aandacht van een knappe Italiaan te vangen dien ik de uitstraling van een vrouw van de wereld te hebben. Mijn kleren moeten er uitzien alsof ze in de P.C Hoofdstraat zijn gekocht. Mijn teennagels geef ik nog even gauw een sjiek glittertje, geen goedkoop glittertje, een duur. Als ik loop schitteren mijn teentjes als diamantjes. Dat trekt de aandacht.

  ‘O kijk’,’ denkt zo'n mooie donkere Italiaan. ‘Wat loopt daar voor een interessante vrouw? Wat een schoonheid, wat een glamour, wat een souplesse. Wat een eenvoud straalt zij uit, welk een wijsheid en sexappeal.’

  Het is niet eenvoudig om er zo uit te zien. Om wijsheid met sexappeal te combineren. Maar ik kan het. Na een paar jaar oefening kan ik het. Want ik ben uitermate kieskeurig. Dat mag ook wel op mijn leeftijd. U dacht toch niet dat ik met elke vent.....?

  Maar de innerlijke schoonheid heb ik van mezelf!

  Vandaar dat koffer-gedoe. Het strijken. Het nep-bruin uit een flesje. Die honderd euro bij de kapper. Dat dure leren jasje van de rommelmarkt. Dat was een gelukje.

  Zo scharrel ik mijn rijkdom bij elkaar. Heer Ex is voor mijn dagelijks levensonderhoud en de rest doe ik zelf.

  Morgen als ik helemaal klaar ben en op de taxi sta te wachten, plaats ik mijn zonnebril op mijn hoofd. De taxichauffeur zal denken:

  ‘Die mevrouw gaat naar een filmfestival. Zij loopt straks over de rode loper aan de arm van een belangrijk regisseur.’

  Zo zie ik eruit. Helemaal af. Als ik die blik van de chauffeur in het spiegeltje naar mij zie afdwalen, weet ik dat mijn werk niet voor niets is geweest. Dan is operatie: 'Maak Desiree klaar voor de zomer' geslaagd.

  De rest vertel ik U als ik terug ben.

  Bruin en bevredigd.

 

EEUWIG ZONDE

 Het is niet waar. Het is wel waar. Ik ben bekeerd tot de natuur. Ik, Desireetje!

  Moet je mijn teennagels zien. Helemaal geruïneerd.

  Eeuwig zonde. Maar mijn hart en mijn ziel zijn genezen. Ze zijn zo zacht als een knuffelsteen op het strand, zo helder als de azuurblauwe zee en zo standvastig als de bergen.  

  Lag ik daar op het strand, glimmend van de zonnebrand, bril op mijn haar waar ik met veel moeite vonkjes van de zon in liet schitteren, teentjes koket op de strandstoel, viel er een schaduw over me heen. Ik wilde zeggen: ‘Donder op, je staat in mijn zon,’ maar toen zag ik een paar ogen zo blauw als de zee. Die ogen keken naar mij. Naar Desiree.

  Wat spannend.

  Ik voelde vreemde kriebels op nog vreemdere plaatsen en dat was de bedoeling niet. U weet net zo goed als ik, dat je nergens meer bent als je kriebels voelt kriebelen. Helemaal nergens en daar wil ik niet zijn.

  Maar ik kwam er toch.

  Mijn teentjes krulden van plezier en riepen hoera en hiep hoi en ik haalde adem om in mijn beste Italiaans iets vrouwelijks te zeggen, toen de blauwe ogen mij van top tot teen opnamen en de man met een stem die ik in mijn buik voelde resoneren zei:

  ‘Helemaal alleen?’

  Hij praatte Hollands.

  Ik schakelde bliksemsnel om, een Heer uit Holland is een veel betere vangst, dat scheelt heel wat taalmisverstanden.

  Ik schakelde naar:

  ‘Nooit alleen meneer. Nooit alleen. Ik heb mijn herinneringen. Mijn gedachten. Als die goed zijn, meneer, ben je nooit alleen.’

  Mooi gezegd, al zeg ik het zelf. 

  Dat vond meneer ook. Binnen no time zaten we dicht naast elkaar te praten, dat wil zeggen, ik praatte en mijn teentjes flirtten en de Heer begreep alles van met je eigen gedachten op reis zijn en voegde er nog een paar mooie aan toe.

  Heer hield van de natuur. Ik ook. Ik vind de natuur prachtig. Op afstand. Maar ik vond de Heer nog mooier dus liep ik de volgende dag en de dag daarna en nog zo wat van die dagen achter hem aan te sjokken. Ik zal niet uitweiden over mijn haar dat in vochtige slierten om mijn verbrandde wangen hing en over mijn tenen die jammerden en kreunden over wat ik ze aandeed.

  Maar terwijl mijn arme voetjes over stenige paadjes klauterden, liep mijn hoofd in de wolken. Heer depte zorgzaam mijn verhitte hoofd en plakte teder pleisters op blaren en kuste de sterren van de hemel voor mij. Voor het jaarlijkse vuurwerk hoefden we onze kamers niet uit. Hij zei en in mijn buik galmde het na:

  ‘Wat ben je mooi.’

  Nu ben ik weer thuis. Hij is er ook. We hebben ons vuurwerk eerlijk over de koffers verdeeld en onder onze winterdekbedden weer uitgeprobeerd. Het schittert in ons koude landje even mooi.

  Prachtig toch?

  Alleen eeuwig zonde van die glitters!

 

ONDER DE HOLLANDSE ZON

  Jee. Jeetje. Jeetje Mina.

  Ben ik effe droevig.

  Ik zou jullie nog vertellen hoe het mij is vergaan. Met dat vuurwerk en de natuur en die verdwaalde lieverd in Italië waar ik op vakantie was.

  De mensen die mij niet kennen, denken: waar heeft dat mens het over? Over de grote liefde. Dat is toch het enige waar je het in het leven over wilt hebben? Ik wel. Je maakt mij niet wijs dat U daar nooit over denkt.

  Getrouwd? Kom nou. Maakt toch niets uit? Denken staat vrij.

  Ik ben Desiree, zo'n beetje veertig, single met een zich schuldig voelende ex, met schattige teennagels en oogopslag.

 In plaats van dat ik me aan mijn jaarlijkse ‘Vang-een Macho-Vakantieman’-scenario hield, werd ik verliefd. Op een Hollander ook nog.  

  Nooit meer doen, verliefd worden op een Hollander.

  Maar soms is de liefde sterker dan ik.

  We hebben gezworven over bergen en dalen tot mijn teennageltjes droevig het hoofd lieten hangen, we hebben de sterren van de hemel gevreeën en namen ons vuurwerk zelfs naar Nederland mee terug.

  Die Hollandse mannen. Ik heb het er niet zo op. Als ze je willen, zijn ze lief en aanhalig, prijzen ze je tot aan de zevende hemel, maar als ze je eenmaal denken te hebben dan worden ze boos dat je hun moeder niet bent.

  Ik had het kunnen weten, want Desireetje is niet op haar achterhoofd gevallen. Haar voelsprieten werken meestal goed. Maar die waren geëpileerd. Zoals een man niets voorstelt zonder haar, stelt Desiree niets voor zonder haar stevige voelsprieten.

  Laten we het er maar niet meer over hebben.

  Ik ben weer single. De stem van Macho-Man galmde niet meer sexy in mijn buik, maar schrijnde mijn oren.

  ‘Ach meid, die paar haartjes op je kin, maakt niet uit, die had mijn moeder ook.’

  Dan is Desiree snel weg. Want zij laat zich niets zeggen.

Want ik weet, er komt altijd weer een nieuwe zomer met nieuwe kansen op de broodnodige Macho-Mannen-Injectie.

  Is beter zo. Heb ik eindelijk weer tijd om mijn teennagels te lakken.