DE GEUR VAN LIEFDE

Kennen we Marie, de moeder van Desiree? Laat zij nou net in het huisje on der opa Bol komen wonen.

 

MARIE

 Het valt niet mee voor een oude vrouw als ik. Een dochter als Desiree.  Naar de andere twee meiden heb ik geen omkijken. Allebei goed terechtgekomen. Maar Desireetje, mijn jongste,  altijd in de problemen. Ik had haar nog gewaarschuwd.

  ‘Kind,’ zei ik. ‘Word nou niet boos. Zo zijn mannen toch. Zeg nou zelf?’

  Haar vent had overspel gepleegd. Was vreemdgegaan, zoals ze tegenwoordig zeggen. Ik zeg gewoon: ‘Hij piste buiten de pot.’

  Maar wat doe je eraan? Neem mijn man zaliger, boekwerken kan ik over hem schrijven. Marie maak je niets wijs. Als vrouw zijnde kun je beter een oogje dichtknijpen. Zeg nou zelf.

  Ik zei tegen mijn meisje:

  ‘Kind,’ zeg ik. ‘Koop wat mooie kleren en doe een oogje toe. Als je het verstandig aanpakt, eet hij uit je hand.’

  Dat weet je als vrouw. Maar ze luisterde niet, mijn Desiree. Ze pakte zijn ondergoed en zijn Donald Duck-pyjama’s, propte ze in een AH-tasje en keerde het om in de voortuin van dat wijf. Op klaarlichte dag. Daarna had ze hem natuurlijk gewoon terug moeten nemen. Maar zo is ze niet. Karaktertje van mijn man zaliger. Daar ben je als moeder goed klaar mee.   
  Zeg nou zelf.

  De arme meid is een beetje losgeslagen sinds haar vent bij haar weg is. Daar moet ik als moeder zijnde een oogje op houden. Of het wel goed gaat met die afspraakjes van haar.

  ‘Meid,’ zeg ik. ‘Pas toch op. Je weet het nooit met die kerels. Daar kan toch van alles mee zijn? Voor je het weet heb je een mes in je donder. Of erger.’

  Ze gaat haar eigen gangetje. Maar gelukkig belt ze als ze weer veilig thuis is.

  Het is niets gedaan voor een oude vrouw als ik, zo’n meid. Als ze geen man aan haar kont heeft hangen, komt ze haar bed niet uit.

  ‘Lieverd,’ zeg ik. ’Sta nou op en ga je eigen lekker douchen. Dan ziet de dag er heel wat frisser uit.’

  Is toch zo? Maar luisteren, ho maar. Dus ga ik elke dag even kijken. Of ze wel eet en zo. Als het zonnetje schijnt, koop ik een flesje nagellak. Met van die glittertjes.

  ‘Kindje,’ zeg ik. ‘Kom eens hier dan zal ik je teennageltjes even doen. Dat je er weer netjes bijloopt.’

  Dan zie je haar opfleuren. Ze trekt een vrolijk jurkje aan en dan is ze weer helemaal bij de mensen. Als moeder zijnde weet je toch wat goed is voor je kind?

  Nu is ze met vakantie. Naar Griekenland. Dan heb ik even rust en die kan ik best gebruiken. Ik ben zelf namelijk net verhuisd.

  ‘Marie,’ zei ik tegen mezelf. ‘Wordt het niet eens tijd voor een kleiner huisje? Alles begane grond?’

  Dat is toch beter voor een vrouw als ik? Nu woon ik in een benedenhuisje met een lief voortuintje. Op Marie d’r tuintje valt niets aan te merken. De ouwe van boven zei laatst nog:

  ‘Buuf,’ zei hij. ‘Wat staan jouw bloemetjes er mooi bij. Dat heb je keurig gedaan, meissie.’

  Arme man. Weduwnaar. Nu Desiree op vakantie is, maak ik eens een praatje. Even kijken of ik een handje kan helpen. Hij fleurt er helemaal van op, ouwe Bol. Als ik een lekker bakkie koffie heb gezet, kijkt hij me zo dankbaar aan.

  Niets gedaan, zo’n man alleen. Ik mag dan een oude vrouw zijn maar een leuk manspersoon laat ik niet lopen. Een beetje naastenliefde is nooit weg, heden ten dage.

 

DESIREE

  Volgens mij is mijn ma verliefd. Op de buurman. Het is buurman Bol voor en buurman Bol na. Mijn moeder en ik doen elke week een marktje. We scharrelen van kraam naar kraam en kopen een paar kleinigheidjes.

  ‘Kindje, vind je dit geen mooi shirtje? Zie je die schattige kraaltjes? Wat denk je, zou buurman het mooi vinden?’

  Ze houdt het veel te kleine shirtje voor haar boezem en beweegt koket heen en weer. Verliefd, zeker weten. Zelf ontkent ze het in alle toonaarden.

  ‘Kind, hoe kom je d'r bij. Ik kijk een beetje naar die man om. Hij is zo'n lieverd. Zo geleerd. ‘Bol,’ vraag ik aan hem. ‘Heb je die boeken allemaal gelezen? Jeminee. Niet te geloven.’ Met die man kun je praten. Geen kwaad woord over je vader zaliger, maar veel verstandigs kwam daar niet uit. Ach meid, ik zorg een beetje voor de buurman. Ik breng eens een hapje eten zodat hij zijn vitamientjes binnen krijgt.

  ‘Bol,’ zeg ik. ‘Ik kom wel naar boven met mijn prakkie. Samen eten is veel gezelliger.’ Dan kijkt hij me zo dankbaar aan. Volgende week ga ik maar eens een marktje met hem pakken. Sokken kopen en misschien een warm wolletje. ‘Bol,’ heb ik gevraagd. ‘Heb je nog wat nodig voor de winter? Gaan we saampjes naar de markt. Dan ben je d'r even uit, mijn beste. Loop jij lekker achter je karretje en dan gooit Marie haar boodschappies in je mandje.’

  Zeker weten verliefd. Mijn ma. Zij wel. Ik niet. Ik weet niet hoe het komt, maar de jaarlijkse grote macho-manneninjectie is deze keer veel eerder uitgewerkt dan andere jaren. Zou het komen omdat ik geen Griek aan haak had geslagen, maar een Hollander?

  Ik had het er nog met mijn ma over.

  ‘Ma, zou het door het klimaat komen? Dat Hollandse mannen minder vurig injecteren dan Griekse?’

  Mijn ma boeit het niet zo.

  ‘Kindje, maak je niet druk. Het was gewoon niet de juiste man voor je. Je weet hoe ik erover denk. Je had die kerel van je nooit weg moeten doen.’

  Ze vind dat ik die kerel van mij had moeten houden. Mooi niet. Aan mijn lijf geen vreemdgangers. Maar ondertussen is mijn ma weer voorzien. Die kruipt naast een warm lijf in de koude winter. Ik niet. Geen voeten om de mijne aan te warmen. Ook geen marktjes met mijn moeder om de week te breken.

  ‘Nee Desiree, ik ga met de buurman. Meid, daar moet je niks van denken. Het is zo gezellig om weer met een man te lopen. Niks kwaads over jou, maar het is gewoon niet hetzelfde.’

  Ze heeft gelijk. Niets is hetzelfde zonder man. Voor wie zou je je mooi maken? Je teennageltjes lakken met van die leuke glittertjes? Ik weet wat de maatschappelijk werker zei, toen ik bij hem kwam uithuilen over mijn mislukte dates. Je moet van jezelf houden, zei hij. Jezelf mooi vinden. De moeite waard.

Dat heeft niemand mij ooit geleerd. Is daar misschien een school voor?

 

OPA BOL

  Als ze weg is, ruik ik haar nog. Ik ruik de geur van lelietjes van dalen vermengd met haarlak. Het is lang geleden dat zoiets mijn oude neus kietelde. De geur van Marie.

  Marietje is een paar maanden geleden mijn buurvrouw geworden.

  ‘Buurman, mijn vorige huis werd veel te groot. Bent u ook alleen? Vrouwtje overleden? Het is toch wat, al die allenige mensen. Hebt u kinderen, buurman? Ik heb er drie. Meiden. Naar twee heb ik geen omkijken, Bol, maar de jongste, Desiree ,die meid bezorgt me grijze haren. Haar vent ging vreemd en toen heeft ze hem de deur gewezen. Zo heb ik haar niet opgevoed, buurman. Een vrouw moet een oogje dichtknijpen, zeg nou zelf.’

  Onder aan de trap stond ze op haar gemak te kletsen. Ik hield me aan de leuning vast en probeerde niet te hoesten. Haar haren waren onnatuurlijk blond, maar misschien kwam het door het licht. Mijn vrouw zaliger vond dat je het moest doen met wat de natuur je gegeven had maar buurvrouw Marie probeert de natuur een handje te helpen. Vrijheid blijheid. Buurvrouw is een lieverdje. Eenzaam. Dat zag ik meteen.

  ‘Kopje koffie, Bol? Kom je even naar beneden?’

  Toen ze zag hoe langzaam ik de trap af kwam, zei ze:

  ‘Buurman, ik zet een lekker bakkie en dan doe ik het in de thermoskan. Dan blijft het zeker weten twee kopjes lang warm. Ik laat de deur maar aanstaan.’

  Ze kwam naar boven op haar Chinese muiltjes.

  ‘Buurman, wat is dit? Dit kan je toch niet maken, ouwe. Die boeken. Veel te stoffig voor jou. Ik hoor je wel hoesten als ik in bed lig. Ik ken d’r niet van slapen. Dan lig ik te prakkiseren: ‘Als de ouwe er maar niet in blijft. Een man alleen is niets gedaan’. Zeg buurman, wie is die jongen die ik bij je binnen zie gaan? Met die oorbel? Een kleinzoon van je? ’

  Marietje is niet nieuwsgierig maar wil graag alles weten.

  Jan-Jaap is niet mijn kleinzoon. Maar we kunnen het prima met elkaar vinden. Dat zie je niet vaak meer heden ten dage. De jeugd heeft andere dingen te doen dan naar een oude man omkijken. Maar Jan-Jaap heeft zijn hart op de goede plaats, dat had ik meteen gezien. De jongen wil wat mannengeur opsnuiven. Mannenpraat uitwisselen. Een beetje leren over de liefde. Praten over zijn vader die de benen nam. Misschien kan ik hem vertellen dat zijn vader geen slechterik was, maar misschien een beetje bang. Daar weet opa Bol alles van, hoe dat kan gaan in een mannenleven. Ik had het geluk dat ik een wijze vrouw trouwde.

  ‘Nee buuf, geen kleinzoon. Gewoon een jongen die me een handje helpt.’

   Marie kwam me eten brengen. Na een paar keer zei ze:

  ‘Bol, ik kom gezellig bij je zitten met mijn prakkie.’

  Waarom niet? Ik vind het gezellig.

  ‘Bol, zo kan ik mijn kont niet keren. Op deze manier kan ik niet voor je zorgen, ouwe. Kijk niet zo verbaasd, je vindt het maar wat fijn dat Marietje naar je omkijkt. Je moet je een gegeven paard niet in de bek zien.’

  Ze heeft gelijk. Alleen is maar alleen. Ik kijk uit naar haar stem, naar haar vrolijkheid. Haar gedecideerdheid vertedert me. Ze vult mijn huis en ik voel me minder eenzaam. Mijn hart klopt opgewekt zodat mijn longen meer lucht krijgen.

  ‘Bol, zie je? Nu de boeken weg zijn, ben je veel minder benauwd.’

  Ik adem in en in plaats van een hoestbui te krijgen, ruik ik lelietjes van dalen.